Geschiedenis
Treinstel 252 kwam in 1938 op de baan en behoorde tot de serie tweewagenstellen 211-263. Deze serie was, samen met de 601-637 (driewagenstellen, de latere vierwagenstellen-serie 601-625), besteld om te gaan rijden op het te electrificeren middennet: Den Haag / Rotterdam / Amsterdam – Utrecht – Eindhoven / Arnhem.
De 252 was gebouwd bij Werkspoor Utrecht en had als samenstelling: CDk-BCk. De stellen 211-263 waren gebaseerd op de enkele jaren daarvoor in dienst gestelde Hoek van Hollanders 201-208. Belangrijkste wijzigingen waren de kleinere bagage afdeling en de toepassing van schuifdeuren in plaats van klapdeuren.
Vier jaar na de indienststelling werd de 252 voorzien van een gecombineerd derde klas/bagagerijtuig. Alle tussenbakken (29 stuks, waardoor de serie ELD3 401-429 ontstond) werden door Werkspoor gebouwd. De 252 werd als driewagenstel vernummerd in 418. Ook de 418 heeft zich niet kunnen onttrekken aan de oorlogsvervreemdingen. In de oorlog werd het stel weggevoerd naar Duitsland. Zwaar beschadigd keerde het stel pas begin 1948 in ons land terug en kwam uiteindelijk ter opberging terecht in Soestduinen. Pas eind 1949 kwam het stel naar Haarlem voor grote herstelling. Hoewel het in volgende maanden nog tijdelijk werd opgeborgen (midden 1950) kwam de 418 begin 1951 toch weer geheel hersteld in dienst.
In de jaren 50 heeft de 418 in feite overal gereden, er waren weliswaar enkele specifieke ‘oude 3-en’ baanvakken (denk aan Amsterdam – IJmuiden en de Hofpleinlijn), maar het kwam ook vaak voor dat de 418 meereed in de sneltreinen naar het noorden of op de Oude lijn. Vanaf februari 1966 kwamen de plan V treinstellen 401-415 die de oude stroomlijners verdreven. Besloten werd de nog rijdende stellen te vernummeren. De 405, 413,416 en 418 werden vernummerd in resp. 437, 438, 439 en 440.
Het einde van de actieve dienst
Nog twee jaar heeft de 440 actief gereden, maar in mei 1968 kwam het stel ter beschikking van allerlei extra vervoer: vooral op het gebied van kindertreinen hebben de 3-en zich nog verdienstelijk gemaakt. Met ingang van de winterdienst van 1968 was het afgelopen; het vooroorlogse stroomlijnmaterieel had uitgediend voor wat betreft de 3-en; de oude 4-en (serie 601-625) bleven nog wat langer in dienst rijden.
De 440 was, in tegenstelling tot de 437-439, niet meteen voor de sloop bestemd. Het was de bedoeling om het stel te gebruiken voor proeven met de traktie- en reminstallatie. Voor dit doel werd de (later bijgeplaatste) middenbak uitgenomen, waardoor het stel zijn oorspronkelijke samenstelling (en feitelijk zijn nummer, 252) terugkreeg; in de eerste twee weken van oktober 1969 werd de uitgenomen BDo 440 samen met de komplete 439 tot schroot verwerkt.
Niet naar de sloop
In Op de rails van februari 1969 signaleerde de heer Albers het uitstel van executie voor de 440 en suggereerde de oprichting van een ‘252 Preservation Society’ naar Engels voorbeeld: dus een vereniging tot ‘behoud van de 252’ Dit idee sloeg aan bij een tweetal spoorwegbelangstellenden die elkaar al eerder op dit terrein gevonden hadden en die later de initiatiefnemers zouden worden voor de oprichting van de STIBANS.
De vraag bleef natuurlijk wel bestaan: hoe pak je zoiets aan, een tweerijtuigstel zet je niet zo maar even in je achtertuin. Gelukkig drong de tijd niet. De 440 was voorlopig opgeborgen in Blerick en het enige wat al gedaan kon worden was het verzamelen van onderdelen die er voor zouden kunnen zorgen dat de 440 mettertijd weer zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat zou kunnen worden teruggebracht.
Van de proefritten met het treinstel kwam uiteindelijk weinig terecht. Het stel verdween naar de lijnwerkplaats te Maastricht en werd vervolgens opgezonden naar de Amsterdamse Rietlanden. Bij een bezoek in maart 1972 bleek dat de tand des tijds inmiddels flink aan het treinstel geknaagd had. De 440 was duidelijk slooprijp geraakt en van de museumplannen leek weinig meer terecht te kunnen komen.
Naar Haarlem: voorlopig gered
Gelukkig waren er echter nog meer belangstellenden die zich voor het lot van de 440 inzetten. Na een oproep in Op de Rails van april 1972 werd de 440 opgeborgen bij de Werkplaats in Haarlem, waar hij tevens provisorisch waterdicht werd gemaakt. Nu was actie geboden om verder verval te voorkomen en om het mogelijk te maken om in de toekomst met de restauratie te kunnen beginnen.
In de tijd daarna werden andere treinstellen van relevante onderdelen te ontdaan, zoals een volledig ‘grijs’ eersteklas interieur, houten raamlijsten en buitenschuifdeuren.
Naar Amersfoort…
De 440 werd in januari 1977 naar een nieuwe standplaats op het terrein van de Werkplaats te Amersfoort overgebracht. Hier konden conserverende werkzaamheden aan het treinstel verricht worden en konden de verzamelde onderdelen in een HSM D worden opgeslagen. De voorraad onderdelen werd in een paar avonden en weekeinden overgeladen, waarbij ook de echtgenotes van de 440 werkers de handen uit de mouwen staken. Op de Watergraafsmeer werd daarna uit de 282 (mat ’46) een groot deel van het tweedeklas interieur gedemonteerd om de aangetaste delen uit de 440 te vervangen. Ook deze onderdelen kwamen in goede samenwerking met de NS naar Amersfoort.
Naar Beverwijk; overdracht aan de STIBANS
Het Amersfoortse werkplaatsterrein bleek niet vandaalproof te zijn en de overbrenging naar het terrein van de Hoogovens werd dan ook als een opluchting ervaren.
Op deze locatie kon de uiterlijke staat van het treinstel flink verbeterd worden. Zo werd de 440 weer in de originele olijfgroene kleur met rode biezen geschilderd en daarbij officieus terugvernummerd in 252, het nummer waaronder het treinstel sindsdien bekend gebleven is. In 1985 bleek NS bij een inventarisatie een drietal draaistellen kwijt te zijn. Nader onderzoek toonde aan dat op deze draaistellen nog een trein stond namelijk de 440 / 252. Deze kwestie is opgelost door de draaistellen, met de rest van het stel aan STIBANS te schenken.
Een rol voor de 252 bij NS-150
Na die tijd begonnen de voorbereidingen voor de viering van 150 jaar spoorwegen in Nederland. Op aandringen van STIBANS kreeg de 252 een rol toebedeeld als statisch object in de historische materieelshow. Op basis van deze status kreeg het treinstel een plaats in de “museumloods” in Roosendaal. Om het stel op tijd in een toonbare staat te krijgen werd een uitwendige revisie uitbesteed aan de Firma Janssen te Bergen op Zoom. Om deze revisie / conservering te kunnen laten plaatsvinden moesten wel de laatste restanten van vloeren, wanden en bekabeling worden verwijderd. Van 19 januari tot 12 mei 1989 verbleef het stel in Bergen op Zoom, daarna kreeg de STIBANS het stel net zo terug als dat het naar Jansen was gegaan, geheel kaal dus. Er restte de STIBANS-medewerkers nog 4 weken om er een met goed fatsoen een te presenteren treinstel van te maken. Op 16 juni werd de Mat.’36 II 252 samen met de 1010 door loc 1159 naar Utrecht gesleept.
De 90-er jaren
Na afloop van de festiviteiten in 1989 werd de bepaling in de overdrachtsovereenkomst van kracht dat de 252 niet op NS-spoor gestald mocht worden. Na een kort verblijf op de sporen van de houtbewerkinginrichting in Dordrecht werd de vestiging van Philips in Roosendaal bereid gevonden om het stel op het eigen raccordement te stallen, mits het in een uiterlijk goede staat gehouden zou worden.
In 1994 stootte Philips zijn spooraansluiting in Roosendaal af. Na 5 jaar gastvrij onderdak moest het stel ook hier verdwijnen en in januari 1995 kwam de 252, gesleept door Mat.’54 IV 768, 783 en II 372, wederom in Beverwijk aan, waar door bemiddeling van de Hoogovens Stoomclub spoorruimte verkregen kon worden. Hier kreeg het stel in de zomer van 1995 een volledige uitwendige schilderbeurt in het historisch niet helemaal juiste grasgroen met gele biezen.
In 1996 werd de 252 overgebracht naar de Watergraafsmeer in Amsterdam. Hier vonden voornamelijk inventarisaties plaats om een beeld te krijgen welke onderdelen nodig waren voor de restauratie. Ontbrekende onderdelen zijn toen afgenomen van diverse hondekoppen en opgeslagen in een aantal daarvoor aangeschafte Hbis’en.
Op 25 juni 1999 presenteerde de Stoomtrein Goes Borssele (SGB) haar masterplan. Doelstelling daarvan was om uit te groeien tot een volwaardige museumweergave van de Nederlandse spoorwegen in de jaren ’30. Daarnaast zou het aantal bezoekers toe moeten nemen onder andere door mensen “op te halen” in Roosendaal, Middelburg en Vlissingen. In dit kader is een rol als pendeltrein aan de 252 toebedacht. Omdat de 252 nu een concrete toekomst heeft na afloop van de restauratie stemde het STIBANS bestuur in met dit voorstel, met de kanttekening dat het treinstel altijd STIBANS eigendom zal blijven.
Naar Blerick
In 2001 namen de activiteiten van Nedtrain op de Watergraafsmeer zoveel ruimte in beslag dat het museummaterieel dat zich daar inmiddels had verzameld een andere stallingsplaats moest vinden. De 252 kreeg een plaatsje in de loods van het Spoorwegmuseum in Blerick. Ze stond daarmee voor het eerst in twaalf jaar weer onder dak.
In 2002 nam STIBANS de oude werkplaatsloods in Blerick in gebruik en kon de 252 voor het eerst onder dak op “eigen”sporen gestald worden.
In het voorjaar van 2004 is begonnen met het schilderen van het gehele stel. Helaas bleek al gauw, dat het verblijf in de Meer het stel niet veel goeds heeft gedaan. Vooruitlopend op de grote revisie zal enig noodzakelijk onderhoud aan de bakken worden uitgevoerd in eigen beheer.
In Blerick is ook de inventarisatie van alle onderdelen begonnen: alles heeft een nummer gekregen, en is op foto’s vastgelegd. Na de inventarisatie is het treinstel vertrokken naar Delitzsch, voor een revisie. Daar is het stel gestraald en wordt er hard gewerkt aan het treinstel. Elders op de site vindt u meer foto’s en nieuws berichten.
Meer
- Mat ’36 252 nieuwsberichten
- Veel historische foto’s zijn te vinden op de site van Nico Spilt
- Fraaie tekeningen en gedetailleerde info over het materieel ’36 is te vinden op de pagina’s van Gerard van de Weerd