Donateurs ontvangen een keer per jaar de STIBANS Nieuwsbrief, ruim dertig pagina’s vol nieuws, verlucht met foto’s. Vast onderwerp is de berichtgeving uit Blerick over de oude wagenwerkplaats, het Wildveld Project, locomotor 286 en de restauratie van dieselloc NS 162. Uiteraard is ook het restauratieproces van treinstel 252 een terugkerend item.
In Bulletin 2009-1 brengen we u weer het laatste nieuws over onze materieelprojecten en onze thuisbasis in Blerick. Verder nemen we u mee op excursie naar Duitsland, volgen we de STIBANS-verkoopstand en geven wij u de laatste cijfers van het STIBANS-museummaterieel. Ook de geschiedenis van treinstel 252 komt weer aan bod, ditmaal de stroomlijnvorm in internationaal verband.
Cover STIBANS-Bulletin 2009-1: STIBANS-excursie SFW Delitzsch, maart 2009, wij waren erbij! Foto: Nico Lollinga.
Hieronder de integrale tekst van het eerste mededelingenblad, wat aan de eerste donateurs is verstuurd (september 1979):
Informatieblad
Op 24 augustus 1979 werd opgericht de Stichting tot Behoud van Af te voeren Nederlands Spoorwegmaterieel, afgekort STIBANS. Door middel van dit informatieblad wil het bestuur van de nieuwe stichting enige achtergrondinformatie geven over de totstandkoming van de STIBANS.
Al in 1968, op het moment dat er nog een aantal drie- en vierwagenstellen “materieel ’36” aanwezig waren. bestonden er plannen om een vertegenwoordiger van dit vooroorlogse stroomlijnmaterieel voor de sloop te behoeden. Het bleek al gauw dat het Spoorwegmuseum geen belangstelling had voor een dergelijk treinstel: er zou immers een dieseldriewagenstel uit 1934 in het museum worden opgenomen. Toch zou een vooroorlogs elektrisch treinstel type materieel ’36 een grote rol gaan spelen bij de plannen die uiteindelijk zouden resulteren in de oprichting van een stichting.
In het maandblad ‘Op de Rails’ van de Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het Spoor- en Tramwegwezen werd begin 1969 in een artikel van de Hr. Albers voorzichtig gesuggereerd dat, naar Engels voorbeeld, de oprichting van een “Preservation Society” wellicht te overwegen zou zijn. Het bewuste artikel handelde over het treinstel 440 dat door het uitnemen van het middenrijtuig – dat gesloopt werd – gereduceerd was tot een tweewagenstel. Feitelijk zou het nummer toen gewijzigd moeten worden in 252, het nummer waarmee het treinstel oorspronkelijk als tweewagenstel in dienst was gesteld.
De 440 zou, na zijn actieve loopbaan in de reizigersdienst, worden gebruikt voor proefnemingen t.b.v. de op dat moment in ontwikkeling zijnde gelijkstroom-pulssturing.
Terwijl de laatste treinstellen van het vooroorlogse type naar de sloop verdwenen, ontsprong de 440 dankzij deze pulssturingsplannen de dans. Opgesteld in Blerick en later in Maastricht stond het stel te wachten. Wat er echter ook gebeurde, met de 440 gebeurde er niets, of het zou het aanrichten van vernielingen moeten zijn, een ontwikkeling die elk treinstel dat ook maar enigszins wordt “verwaarloosd” lijkt te moeten doormaken.
Een paar jaar later, in april 1972, werd in ‘Op de Rails’ weer aandacht aan de 440 geschonken en daarmee aan de plannen om een treinstel van de grote serie elektrisch stroomlijnmaterieel die in 1937/38 in dienst werd gesteld, te bewaren. In de tussenliggende periode waren hiertoe al verscheidene maatregelen genomen: veelal betrof dat het demonteren van (interieur)delen uit voor sloop bestemde treinstellen om daarmee de 440 t.z.t. mogelijk te completeren.
Deze activiteiten kenmerkten eigenlijk ook de volgende jaren. Een kleine groep enthousiasten was regelmatig actief in en rond een treinstel dat geleidelijk aan zijn collega’s van het type “materieel 1940” (de tweewagenstellen serie 301 en de vijfwagenstellen serie 801), maar ook de fraaie dieselvijven en enkele types getrokken materieel overleefde.
De 440 was inmiddels, na nog een paar jaar bij de werkplaats Haarlem te hebben gestaan, overgebracht naar de werkplaats Amersfoort, waar net als in Haarlem zowel het treinstel als de daaraan werkende groep gastvrijheid genoot. Echter, het was duidelijk dat deze service van NS niet onbeperkt kon blijven bestaan: meer en meer kreeg de gedachte aan een “preservation society” gestalte, niet in de laatste plaats om zo de te verrichten activiteiten meer gestructureerd te kunnen laten verlopen.
Het dreigende verdwijnen van het materiaal plan D, het voormalige turquoise getrokken materieel, zou het laatste duwtje in de rug worden. Tijdens de organisatie van een afscheidsrit met de nog in dienst gebleven rijtuigen plan D bleek dat de plannen om van ieder type een exemplaar te bewaren en zo een “historische trein” te formeren ook bestonden bij de Stoom Stichting Nederland. Hier waren de beweegredenen om plan D- materieel te bewaren iets anders: men zocht een aantal geschikte rijtuigen die achter de stoomlocs dienst zouden kunnen doen.
Het was tijdens de afscheidsrit, gezeten in een van de fraaie coupé’s, dat gezamenlijk de mogelijkheden van een op te richten stichting werden overwogen: een stichting die zich dan niet alleen met getrokken materieel zou gaan bezighouden, maar met dat materieel dat niet door het Spoorwegmuseum zou worden bewaard maar toch van (historisch) belang wordt geacht.
Na deze bijeenkomst in de trein volgde er een periode van voorbereidende werkzaamheden waarin uiteraard veelvuldig van gedachten werd gewisseld over het te verwachten wel en wee van zo’n nieuwe stichting. Niet in de laatste plaats om een zo goed mogelijk contact met het Spoorwegmuseum te waarborgen werd Ir. P.H. Bosboom gevraagd als extern adviseur te willen functioneren, waarin deze heeft toegestemd.
Op 24 augustus 1979 was het zover: de akte van oprichting en de statuten werden voor de notaris gepasseerd, waarna de STIBANS officieel bestond. Het bestuur bestond uit
voorzitter : H.J. Eijssens
secretaris : Ing. P.W. v.d. Vlist
penningmeester : J. Cupéry
lid : Ing. H.F. Enter
lid : H.R. Hoekstra
lid : Mr. Drs. A.R.F. van Sten
De STIBANS wil, zoals dat vanaf het allereerste begin de bedoeling was, een aanvulling zijn op het Spoorwegmuseum. Het is duidelijk niet de bedoeling met de oprichting van de STIBANS een tweede spoorwegmuseum te scheppen. Het aanvullend karakter mag blijken uit het feit dat pas wanneer het Spoorwegmuseum een vertegenwoordiger van een bepaald materieeltype niet in haar verzameling kan opnemen, de STIBANS mogelijk acte de présence wil geven.
Een illustratie van dit beleid is de overgang van een stroomlijnpostrijtuig – beter bekend als Pec – dat niet gepland was te worden opgenomen in de collectie van het Spoorwegmuseum, van de PTT naar de STIBANS, een transactie die bij het samenstellen van dit informatieblad weliswaar nog niet officieel bevestigd is, maar zeker het vermelden waard is.
Verder ligt het in de bedoeling van de STIBANS treinstel 440, dat zo’n grote invloed heeft gehad op het totstandkomen van de STIBANS, over te nemen van NS, zodat dit treinstel na een onzekere periode van ruim tien jaar tenslotte toch een officiele bestemming krijgt.
Uiteraard leven er bij het bestuur van de STIBANS al min of meer nauwkeurig geformuleerde plannen voor de toekomst. In dit stadium is er echter nog onvoldoende overleg geweest met alle belanghebbende partijen, zodat met de openbaarmaking daarvan nog moet worden gewacht. Zodra onze plannen voldoende uitgewerkt zijn om deze te kunnen presenteren, zult u deze door middel van een volgend informatieblad van ons vernemen.(terug naar ‘afscheidsrit’)